Statuten Stiching Het Johannes Genootschap

NAAM EN ZETEL

Artikel 1

  1. De stichting draagt de naam: Stichting Het Johannes Genootschap.
  2. Zij is gevestigd te Beusichem.

DOEL

Artikel 2

  1. De stichting heeft ten doel:
    • het bijeenbrengen en aanwenden van gelden tot restauratie en bijdragen aan de in standhouding van de historische en monumentale kerkgebouwen in Beusichem en Zoelmond; en
    • al hetgeen in de ruimste zin met één en ander verband houdt, daartoe behoort en/of daartoe bevorderlijk kan zijn.
  2. De stichting tracht haar doel onder meer te bereiken door het werven van donateurs die de stichting structureel willen steunen en het opzetten van ad hoc fondsenwervende activitei­ten.
  3. De stichting heeft met het totaal van haar activiteiten geen winstoogmerk.

VERMOGEN

Artikel 3

Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:

  • subsidies en andere bijdragen;
  • schenkingen, erfstellingen en legaten;
  • alle andere verkrijgingen en baten.

Erfstellingen mogen door de stichting slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbe­schrijving.

De Code Wijffels, zoals die thans luidt of een op enig moment zal luiden, wordt gehanteerd voor de zekerheidsstelling en beheer van geldmiddelen. Een en ander behoudens afwijkingen waar con­form het “pas toe of leg uit”-principe toe wordt besloten en welke zullen worden toegelicht in de alsdan relevante reglementen. Een kopie van de thans geldende Code is als bijlage aan deze akte gehecht.

BESTUUR

Artikel 4

  1. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester.
    De functies van secretaris en penningmeester kunnen ook door één persoon worden ver­vuld.
  2. Het bestuur van de stichting bestaat uit vier (4) leden, waarvan:
    1. twee (2) worden benoemd door de Kerkenraad van de Protestantse Gemeente Beusichem-Zoelmond (hierna “Kerkenraad”);
    2. twee (2) leden worden benoemd door Stichting Dorpskerken Beusichem-Zoelmond, statutair gevestigd te Zoelmond (adres: 4112 NP Beusichem, Molen­weg 17, handelsregister nummer: 63573679 (hierna “Stichting Dorpskerken”).
  3. Mocht casu quo mochten in het bestuur om welke reden dan ook één of meer leden ont­breken, dan vormen de overblijvende bestuursleden, of vormt het enige overblijvende be­stuurslid desalniettemin een wettig bestuur, onder de verplichting zo spoedig mogelijk in de vacature(s) te voorzien en onder de verplichting alle besluiten vooraf voor te leggen aan de Kerkenraad en aan de Stichting Dorpskerken.
  4. Bij het ontstaan van één (of meer) vacature(s) binnen de bestuursleden dient de Kerken­raad respectievelijk de Stichting Dorpskerken binnen drie (3) maanden na het ontstaan van de vacature(s) daarin te voorzien door de benoeming van één (of meer) opvolger(s), met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.1.
  5. Indien te eniger tijd alle bestuursleden, die zijn benoemd door de Kerkenraad respectieve­lijk de Stichting Dorpskerken, mochten komen te ontbreken en wanneer de Kerkenraad respectievelijk de Stichting Dorpskerken zou nalaten binnen redelijke termijn in de vaca­ture(s) te voorzien, zal die voorziening geschieden door de rechtbank op verzoek van iedere belanghebbende of op vordering van het openbaar ministerie.

BESTUURSVERGADERINGEN EN BESTUURSBESLUITEN

Artikel 5

  1. Ieder bestuurslid heeft het recht tot het uitbrengen van één stem. Voorzover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden alle bestuursbesluiten genomen met vol­strekte meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen.
    Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.
  2. Besluiten van het bestuur kunnen in plaats van in een vergadering ook schriftelijk, waar­onder begrepen via ieder ander gangbaar communicatiekanaal overgebracht en op schrift ontvangen of voor schriftelijke weergave vatbaar be­richt, worden genomen, mits alle be­stuurders in het te nemen besluit gekend zijn en geen van hen zich tegen deze wijze van besluiten verzet.
  3. Het bestuur kan ter vergadering alleen dan geldige besluiten nemen indien de meerderheid van zijn in functie zijnde leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is.
    Een bestuurslid kan zich ter vergadering door een mede-bestuurslid laten vertegenwoordi­gen op overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter der vergadering voldoende, volmacht. Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één mede-bestuurslid als gevolmachtigde optreden.
  4. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden door de secretaris of door een der andere aanwezigen, door de voorzitter daartoe aangezocht.
    De notulen worden vastgesteld en ten blijke daarvan getekend door de voorzitter en secre­taris van de vergadering.
  5. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur; bij diens afwezigheid wijst de vergadering zelf haar voorzitter aan.
  6. Indien de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van verga­deringen niet in acht zijn genomen, kunnen desalniettemin in een bestuursvergadering geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits in de betreffende bestuursvergadering alle in functie zijnde leden aanwezig zijn en mits geen van hen zich tegen de besluitvorming in de betreffende bestuursvergadering verzet.
  7. De oproepingsbrieven vermelden behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te be­handelen onderwerpen.
  8. De oproeping tot de vergadering geschiedt schriftelijk door de voorzitter – behoudens het in lid 3 bepaalde -, ten minste zeven dagen tevoren, de dag der oproeping en die der ver­gadering niet meegerekend.
  9. De bestuursvergaderingen worden gehouden op de van keer tot keer door de voorzitter van het bestuur vast te stellen plaats.
  10. Ieder half jaar wordt ten minste één vergadering gehouden.
  11. Vergaderingen zullen voorts telkenmale worden gehouden, wanneer de voorzitter dit wenselijk acht of indien één der andere bestuursleden daartoe schriftelijk en onder nauwkeuri­ge opgave der te behandelen punten aan de voorzitter het verzoek richt.
    Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft zodanig, dat de vergade­ring kan worden gehouden binnen drie weken na het verzoek, is de verzoeker gerechtigd zelf een vergadering bijeen te roepen op een door hem te bepalen plaats en met inachtne­ming van de vereiste formaliteiten.
  12. Een gelijktijdige telefonische- of beeldverbinding met geluid, tot stand gebracht tussen alle bestuurders, waar ter wereld zij ook zijn, wordt geacht gedurende het bestaan van de­ze verbinding een bestuursvergadering te vormen, tenzij een bestuurslid zich daartegen verzet en mits alle bestuursleden in de te nemen besluiten gekend zijn.
    De door de voorzitter en de secretaris getekende notulen van het verhandelde vormen vol­doende bewijs van het verhandelde en van het inachtnemen van alle noodzakelijke forma­liteiten.
  13. Alle stemmingen ter vergadering geschieden mondeling, tenzij de voorzitter een schrifte­lijke stemming gewenst acht of één der stemgerechtigden dit voor de stemming verlangt. Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes.
  14. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht.
  15. In alle geschillen, niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter.
  16. Het hiervoor in dit artikel bepaalde is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op vergaderingen en besluiten van het dagelijks bestuur.

BESTUURSBEVOEGDHEID EN VERTEGENWOORDIGING

Artikel 6

  1. De stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur, voorzover uit de wet niet anders voortvloeit. De stichting kan voorts worden vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende leden van het dagelijks bestuur.
  2. Het bestuur kan aan anderen volmacht geven om de stichting te vertegenwoordigen binnen de in die volmacht omschreven grenzen.
  3. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
  4. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrij­ging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeen­komsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een ander verbindt.

Artikel 7

  1. Het bestuur stelt van tijd tot tijd een voortschrijdend meerjarenbeleidsplan vast. Op basis van het vigerende meerjarenbeleidsplan stelt het bestuur voorts een jaarplan met bijbeho­rende begroting op voor het eerstvolgende boekjaar; jaarplan en begroting worden vastge­steld voor de aanvang van het boekjaar waarop zij betrekking hebben.
  2. Het bestuur is verplicht al datgene te doen of na te laten, waardoor voldaan wordt aan de eisen om als stichting aangemerkt te zijn en blijven als algemeen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Schorsing en ontslag van bestuurders

Artikel 8

  1. Besluiten tot schorsing en handhaving van een schorsing of tot ontslag van een bestuurder kunnen door de overige bestuursleden met algemene stemmen worden genomen dan wel door de rechtspersoon die de betrokkene heeft benoemd.
  2. Ingeval van schorsing van een bestuurder wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld zich in een bestuursvergadering te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een raadsman.
  3. De schorsing van een bestuurder vervalt, indien degene(n) die de betrkkene heeft/hebben geschorst niet binnen drie (3) maanden na de datum van ingang van de schorsing hebben besloten tot ontslag of tot opheffing of handhaving van de schorsing. Een schorsing kan voor ten hoogste drie (3) maanden worden gehandhaafd, ingaande op de datum waarop het besluit tot handhaving van de schorsing werd genomen.

EINDE BESTUURSLIDMAATSCHAP

Artikel 9

Het bestuurslidmaatschap van een bestuurslid eindigt:

  • door overlijden van het bestuurslid;
  • bij geheel of gedeeltelijk verlies van het vrije beheer van zijn vermogen, anders dan ten gevolge van testamentair bewind;
  • bij schriftelijke ontslagneming (bedanken);
  • bij ontslag op grond van artikel 2:298 van het Burgerlijk Wetboek;
  • door een besluit door de overige bestuursleden met inachtneming van het bepaalde in arti­kel 8 lid 1; en
  • door ontslag door de rechtspersoon die de betrokkene heeft benoemd.

BOEKJAAR EN JAARSTUKKEN

Artikel 10

  1. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffen­de de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaam­heden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
    Het bestuur draagt er zorg voor, dat er een actueel beleidsplan is, dat inzicht geeft in de door de stichting te verrichten werkzaamheden ter verwezenlijking van haar doelstelling, de wijze van werving van inkomsten, het beheer van het vermogen van de stichting en de besteding daarvan.
  2. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
  3. Per het einde van ieder boekjaar worden door de penningmeester een jaarverslag en jaar­rekening over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke jaarstukken binnen vijf (5) maanden na afloop van het boekjaar en, indien subsidiënten zulks wensen, vergezeld van een rapport van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent aan het bestuur worden aangeboden.
  4. De jaarstukken worden door het bestuur vastgesteld.
  5. Vaststelling van de jaarstukken door het bestuur strekt de penningmeester tot kwijting voor het door hem gevoerde beheer.
  6. De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overge­bracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
  7. Het bestuur is verplicht de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven (7) jaren te bewaren.

COMMISSIES

Artikel 11

Het bestuur is bevoegd een of meer commissies in te stellen. De wijze van benoeming, schorsing en ontslag van de leden van een commissie alsmede de taak en bevoegdheden van een commissie worden door het bestuur vastgesteld bij reglement.

RAAD VAN ADVIES

Artikel 12

Het bestuur kan een raad van advies instellen, die alsdan in ieder geval tot taak zal hebben het bestuur gevraagd en ongevraagd te adviseren. De wijze van benoeming, schorsing en ontslag van de leden van de raad van advies alsmede de taak en de bevoegdheden van de raad van advies wor­den door het bestuur vastgesteld bij reglement.

REGLEMENTEN

Artikel 13

  1. Het bestuur is bevoegd een of meer reglementen vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn vervat.
  2. Reglementen mogen niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
  3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd een reglement te wijzigen of op te heffen.
  4. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van een reglement is het bepaalde in artikel 14 leden 1 en 2 van overeenkomstige toepassing.

STATUTENWIJZIGING

Artikel 14

  1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen na voorafgaand verkregen goedkeuring van de Kerkenraad en de Stichting Dorpskerken.
    Het besluit daartoe moet worden genomen met een meerderheid van ten minste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
  2. Zijn in een vergadering, waarin een voorstel als bedoeld in lid 1 van dit artikel aan de orde is gesteld, niet alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd dan zal een tweede be­stuursvergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee (2) weken, doch niet later dan drie (3) weken na de eerste, waarin een zodanig besluit kan worden genomen met een meerderheid van ten minste drie/vierde der uitgebrachte stemmen, mits ten minste de meerderheid van de in functie zijnde leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoor­digd is.
  3. Ieder bestuurslid is bevoegd de notariële akte van statutenwijziging te verlijden.

ONTBINDING EN VEREFFENING

Artikel 15

  1. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
  2. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden.
    Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 14 leden 1 en 2 van overeen­komstige toepassing.
  3. De vereffening geschiedt, tenzij deze door het bestuur aan derden is opgedragen, door het bestuur.
  4. De vereffenaars dragen er zorg voor dat van de ontbinding van de stichting inschrijving geschiedt in het handelsregister.
  5. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
  6. Hetgeen na de voldoening van de schulden van het vermogen van de stichting is overge­bleven, wordt door degene(n) die met de vereffening is/zijn belast en met inachtneming van de belangen van eventuele subsidiegevers, besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met een soortgelijke doelstelling of een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een soortgelijke doelstelling heeft.
  7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende zeven (7) jaren berusten onder degene die daartoe door de vereffenaars is aan­gewezen.

SLOTBEPALING

Artikel 16

In alle gevallen waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.